Ervaring met een bombardement


een bijdrage van Teun Ritzema

Teun Ritzema

anno 1947

Wegens de naderende geallieerde bevrijdingseenheden vanuit het westen werd het aan de oostkant van de Maas steeds moeilijker voedsel aangevoerd te krijgen. Ook brandstof werd schaars. Wat er nog aan meel werd aangevoerd werd telkens aan een andere bakker toegewezen. Waarschijnlijk ook vanwege brandstofschaarste. Wij konden die dag niet bij bakkers in onze de buurt terecht.


Dit keer was bakker Kerstjens, Tegelseweg 8 (webmaster: later omgenummerd naar huisnummer 10), de leverancier van brood, waar wij op waren aangewezen. Mijn moeder vroeg mij dat te gaan halen. Ik ben op mijn fiets gestapt en gegaan. Er was niet zo’n groot risico, dat die kinderfiets door Duitse bezetters zou worden gevorderd.

Toen ik aankwam bij de bakkerij en ik op straat afstapte, was er luchtalarm. Waar moest ik heen? Er was niemand meer op straat. Ik besefte dat omwonenden al hun schuilplaatsen hadden opgezocht of onderweg waren. Zou er wel iemand open doen?















De bommenluiken stonden open. Er was nog geen bom gevallen. Ik besefte, dat ik niet direct in de gevarenzone stond en dat als ze zouden vallen, dat niet zijwaarts of recht naar beneden maar vanuit de bommenwerpers gezien in de voorwaartse dus oostelijke richting bij mij vandaan zouden vallen. Maar ik besefte ook, dat als ze vielen, er een schervenregen zou neer kunnen komen, op de plek waar ik stond op de Tegelseweg. Ik ben toen zo snel mogelijk met mijn fiets gaan staan pal tegen de gevel van een huis aan de overkant van de bakkerij, de oostkant van de straat. Portieken om in te schuilen ontbraken. Ik rekende voor de plaats waar ik stond wat de scherven betreft op de regenschaduw van de huizen tussen mij en de plaats waar ik verwachtte dat de bommen terecht zouden komen.

Het duurde even, toen vielen de bommen. De grond bewoog onder mijn voeten. Na enkele ogenblikken ruisten de scherven neer, die voor mij op straat vielen over de huizen heen. Voor de gevels, waar ik tegenaan stond bleef een strook langs de huizen scherfvrij. De huizen vingen een deel van de scherven af. Ik bleef ongedeerd door de regenschaduw.

De vliegtuigen trokken weg.

Ik moest oppassen, dat scherpe scherven mijn fietsbanden niet lek maakten, maar ik moest wel verder. Na enige tijd, vermoedelijk na het sein einde luchtalarm, kon ik in de onbeschadigde bakkerswinkel terecht, waar ik het brood in ontvangst nam.


Maar hoe moest ik naar huis?

Uit de koers van de vliegtuigen verwachte ik dat de bommen ergens in de buurt van het station terecht moesten zijn gekomen. Als ik langs de kortste weg naar huis terugkeerde, via de Roermondsepoort, Spoorstraat, Keulsepoort, Kaldenkerkerweg en de Maagdenbergweg zou ik door het rampgebied moeten. Het was de vraag of ik daar door kwam. Ik zou wel eens met hindernissen te maken kunnen krijgen, vermoedde ik.

Ik heb toen een grote omweg gemaakt via de Tegelseweg en langs het toenmalige kerkhof om thuis te komen. Dat is moeiteloos gelukt. Mijn inschatting was juist. Achteraf bleek, dat aan de Kaldenkerkerweg huizen waren getroffen. Thuis moeten duizend angsten zijn doorstaan. Maar daar werden niet veel woorden aan vuil gemaakt. Dagelijks maakten we in die tijd zoveel mee, dat je blij was weer een dag te hebben overleefd. Als kind leefde je in de bescherming van je gezin weer vrolijk verder.


Nabeschouwing:

De datum van het gebeurde was ik vergeten. Ik wist, dat het in de herfst van 1944 was gebeurd in het kader van een serie bombardementen en dat één van de de gevolgen van dat bombardement was, dat er langs de Kaldenkerkerweg huizen waren getroffen. Uit de oorlogsliteratuur ben ik tot de conclusie gekomen, dat het op zaterdagmiddag, 4 november 1944 moest zijn gebeurd. Een paar jaar geleden is er na de dodenherdenking van 4 mei een tv-uitzending is geweest, waarin nabestaanden van slachtoffers van dat bombardement woonachtig op de Kaldenkerkerweg zijn geïnterviewd.

Blijft toch de vraag, waarom, in die periode van herhaalde bombardementen op Venlo op klaarlichte dag, ik als kind werd uitgestuurd voor een boodschap als deze naar een deel van de stad, dat al vaker getroffen was. Ik kan het haar helaas niet meer vragen, ze leeft niet meer. Ze moet zeker een of meer schietgebeden hebben gepleegd.


Uit de geschiedschrijving blijkt, dat die dag er ’s morgens ook al een bombardement was geweest. Vermoedelijk moet mijn moeder gedacht hebben, dat er die dag op dat gebied geen dreiging meer te verwachten was. Mijn oudere broer, 19 jaar oud, moest zich schuilhouden voor de Arbeitseinsatz, waarvoor mannen werden opgepakt. Dan was er nog een oudere zus. Maar een meisje stuurde je niet zo gauw uit onder deze omstandigheden of had een andere huishoudelijke taak. Daarom zal ik wellicht de meest aangewezene geweest zijn voor deze boodschap, misschien ook vanwege de risicoloze fiets.











Oorspronkelijk in Groot-Brittannië, maar vanaf oktober 1944 gestationeerd in België op vliegveld Melsbroek bij Brussel. Dat kon omdat de geallieerde opmars Brussel al had bevrijd .

Het zicht was goed. Om de luchtafweer te verrassen en het doel niet te missen moeten ze laagvliegend de spoorlijn vanuit Eindhoven hebben gevolgd. Het zou mijn niet verbazen, dat ze daardoor de bruggen te laat hebben waargenomen om de bommen daarop nog los te kunnen laten.

320 Squadron bestond uit 4 vluchten van 6 bommenwerpers. Per bommenwerper konden 6 500-ponds bommen of 3 1000-ponds bommen worden vervoerd.  Een vlucht vloog vanwege grootst mogelijke uitwerking met 3 vliegtuigen voor en 3 achter beide in v-vorm en allen op gelijke hoogte, een z.g. blok. Ik moet zo’n blok hebben zien voorbijkomen.

De waarnemer in het middelste en voorste toestel, waarin ook de commandant tevens vlieger zat, lag in de doorzichtige neus van het toestel en bepaalde het moment van het loslaten van de bommen voor de formatie.

Als de bruggen al geraakt werden, dan werd een groot deel van de omgeving ook geraakt. Door zo’n formatie werd een ‘tapijt’ gelegd.


2011         Teun Ritzema


Een jongen van 12 jaar was ik. Ons gezin bestond uit vader, moeder en 5 kinderen. Ik ben de middelste van de vijf. Wij woonden aan de Manresastraat.

Het was zaterdagmiddag in de herfst van 1944 en er was brood nodig in ons gezin. Brood was gerantsoeneerd en op de bon verkrijgbaar.

8

Maar ik kreeg de tijd niet een schuilplaats te zoeken. De geallieerd-en waren al zover naar het oosten gevorderd, dat de waarschuwingstijd maar kort was. Meteen hoorde en zag ik kijkend in de richting van de Roer-mondsestraat bombardements-vliegtuigen in dreunende formatie vlak boven het spoorwegviaduct aan de Roermondsepoort van  west naar oost vliegen. Ze vlogen laag en goed zichtbaar vanaf de plaats waar ik stond. Ze waren de Maasbruggen dus al voorbij.

Uit afbeeldingen na de oorlog heb ik kunnen nagaan, dat de bommenwerpers, die ik zag, Mitchells B 25 waren. Tweemotorige  vliegtuigen. Uit geschiedschrijving van de geallieerde luchtoorlog weet ik nu ook, dat de bommenwerpers moeten hebben behoord tot de 2nd  Tactical Airforce, en wel tot 320 Squadron van de Britse Royal Airforce, bemand door Nederlanders.  (Na de oorlog is daar de Marineluchtvaartdienst uit voortgekomen en inmiddels weer opgeheven).

Tegelseweg  anno 1926 oorlogstijd 1.